Dat concludeert weekblad The
Economist in de eerste weekeditie van het nieuwe jaar.
Het Britse weekblad werkt met een eigen indicator om huizenmarkten
internationaal te vergelijken. Deze is gebaseerd op een verhoudingsgetal dat
prijzen van koopwoningen afzet tegen het huurrendement van commerciële
vastgoedinvesteerders.
Idee is dat het huurrendement de alternatieve kosten van wonen weergeeft voor
eigenaren van koopwoningen. The Economist werkt met meerjarige gemiddelden
van de woningprijs-huurkosten ratio en zet actuele woon- en huurprijzen af
tegen dit gemiddelde.
Huizenmarkt VS gekalmeerd
Uit de meest recente cijfers over 2009 blijkt dat Amerikaanse huizenprijzen
in tien grote steden nog maar 3 procent boven het meerjarig gemiddelde van
de woningprijs-huurkosten ratio liggen. (zie kader: Huizenmarkt)
In Europa zijn er echter nog veel landen waar huizenprijzen relatief hoog
zijn. Voor Nederland komt The Economist op een overwaardering van 21
procent. In Groot-Brittannië liggen huizenprijzen nog altijd 29 procent
boven het meerjarig gemiddelde van de woningprijs-huurkosten indicator.
In landen als Duitsland en Zwitserland zijn koopwoningen relatief goedkoop.
Hypotheekrente- aftrek Nederland
The Economist wijst erop dat de eigen maatstaf niet perfect is. Zo is de
tijdsspanne waarin de gemiddelde verhouding tussen woningprijzen en
huurkosten wordt gemeten niet in alle landen gelijk. Dit kan onderlinge
verschillen tussen landen vertekenen.
Bijzonder voor Nederland is uiteraard de grote invloed van de
hypotheekrente-aftrek op de woonlasten van huiseigenaren. Commerciële
huurders krijgen in Nederland geen fiscale subsidie.
Aangezien de indicator van The Economist actuele woning- en huurprijzen afzet
tegen een historisch gemiddelde van de woonprijs-huurrkosten ratio, wordt
het effect van de hypotheekrente-aftrek in principe consistent mee gewogen.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl